Behoudende calvinistische kerken in Fryslân: oude psalmteksten isometrisch bij het orgel zingen
Friese Orgelkrant 2025
Het aantal Nederlanders dat zich religieus of kerklid noemt, is de afgelopen vijftig jaar sterk gedaald. Kerksluitingen zijn gewoon geworden. Naast
secularisatie en ontkerkelijking is echter ook een ontwikkeling van toenemende diversiteit aan religieuze en niet-religieuze overtuigingen, vaak los
van traditionele instituties, ontstaan. Ondanks deze ontwikkelingen zijn er ook kerkgenootschappen die vasthouden aan de tradities van de voorouders.
Daarbij valt te denken aan de 'Biblebelt' in Nederland, maar daarbuiten zijn er eveneens traditionele calvinistische kerkelijke gemeenten.
Zo ook in Fryslân. Wij hebben 28 van deze kerken benaderd om na te gaan hoe zij zich met name op het gebied van de gemeentezang onderscheiden.
We denken dan aan drie aspecten van de gemeentezang: a. de gebruikte liedbundel(s) b. wordt er al dan niet isometrisch gezongen en c. is het orgel
het enige begeleidingsinstrument?
Dit artikel is uit persoonlijke nieuwsgierigheid geboren. Op internet (reliwiki plus Kerk en Orgel) vonden we alweer even geleden toevallig een artikel over een zich
'vrije evangelisatie' noemende kerkgemeenschap in Twijzelerheide die nog uit Petrus Datheen zou zingen. We spraken iemand die tot deze kerkgemeenschap behoorde. Waarschijnlijk
is een aantal leden na opheffing ervan als 'informele groep' doorgegaan, maar deze lijkt inmiddels op zijn einde te lopen. Verder werd ons duidelijk dat deze kerkgemeen
schap niet het psalter van Petrus Datheen maar de SB 1773 gebruikte. Hierdoor werden we nieuwsgierig naar nog traditioneel zingende gemeenten in Fryslân. Momenteel
zijn er nog zo'n 30 kerkelijke gemeenten in ons land die de psalmberijming van Petrus Datheen gebruiken. Zou dat in Fryslân ook het geval zijn?
Om die vraag te beantwoorden hebben we een bescheiden onderzoek naar 28 kerkelijke gemeenten in Fryslân gedaan. Daarvan doen we in dit artikel verslag. We hebben de
28 - verondersteld traditioneel calvinistische - kerken drie eenvoudige vragen gesteld: welke psalmberijming zij gebruiken, of zij ritmisch dan wel iso-ritmisch (of isometrisch)
zingen en of het orgel het enige begeleidingsinstrument van de gemeentezang is. Die 28 kerken waren als volgt over verschillende denominaties verdeeld: zeven van de
acht gereformeerde bondsgemeenten binnen PKN-verband in Fryslân, de twee Friese gemeenten behorend tot de Hersteld Hervormde Kerk (HHK), alle vier gereformeerde
gemeenten in Fryslân, de enige Friese oud gereformeerde gemeente (in Nederland) te Feanwâlden; alle vijf Friese gemeenten van de Voortgezette Gereformeerde Kerken
in Nederland (VGKN) en negen 'zelfstandige' christelijke gereformeerde gemeenten (CGK) in Fryslân. Kanttekening: de 'bondsgemeente' van Kollum en de gereformeerde
gemeente in Akkrum zijn opgeheven en de VGKN-gemeente van Harkema is overgegaan naar de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten. Met genoemde 28 Friese gemeenten hebben
we zowel telefonisch als via e-mail contact gehad. In een aantal gevallen hebben we ze ook bezocht. Op deze manier zijn de antwoorden van de kerken dubbel gecheckt
en hebben we een respons van 100% weten te bereiken.
De eerste vraag die we de kerken voorlegden, was: welke liedbundel(s) gebruikt u? Het meest traditioneel in dit opzicht zijn de vier gereformeerde gemeenten,
de oud gereformeerde gemeente en de twee HHK-gemeenten. Zij gebruiken uitsluitend de zogenoemde Statenberijming (SB) van 1773. In drie bondsgemeenten wordt eveneens
alleen deze psalmbundel gebruikt. In twee bondskerken wordt de bundel Weerklank uit 2016 gebruikt en in één bondskerk het Liedboek der Kerken uit 1973.
In de Friese VGKN-kerken wordt de psalmbundel uit 1773 in het geheel niet gebruikt. In de Friese christelijke gereformeerde kerken is het beeld divers: in de beide CGK
gemeenten van Damwâld, de Andreasgemeente en de Sionskerkgemeente, wordt nog uitsluitend de Statenberijming van 1773 gebruikt. Ook in Siegerswoude-De Wilp is
dat het geval. In de CGK-gemeenten van Broeksterwâld, Dokkum, Drogeham, Leeuwarden en De Westereen is de SB 1773 één van de gebruikte liedbundels. Veelal worden
hier ook Weerklank en de Nieuwe Psalmberijming uit 2021 gebruikt. In de CGK van Drachten wordt de SB 1773 zelden meer gebruikt. Conclusie: in dertien van de 28
onderzochte gemeenten in Fryslân wordt uitsluitend uit de Statenberijming van 1773 gezongen, dat is 46,4%. Zeven van die 28 gemeenten gebruiken de SB 1773 meer of
minder frequent naast één of enkele andere liedbundels. De berijming van Datheen wordt niet gebruikt.
Tweede vraag luidde: zingt uw gemeente ritmisch dan wel isometrisch?
Ook op dit punt zijn de HHK-gemeenten en de (oud) gereformeerde gemeenten het meest traditioneel: zij zingen allemaal isometrisch. Van de bondsgemeenten binnen
PKN-verband combineren Driezum en Wâlterswâld het gebruik van de SB 1773 met isometrisch zingen, terwijl de bondsgemeente Lemmer 'gedragen ritmisch' uit deze
bundel zingt. De bondsgemeenten van Drachten, Twijzelerheide en Wijnjewoude zingen ritmisch. Dat deed Kollum ook.
De VGKN- en de CGK-gemeenten zingen allemaal ritmisch, behalve de beide CGK-gemeenten uit Damwâld die 'gedragen ritmisch' (uit de SB 1773) zingen. Conclusie:
Nog maar 9 van de 28 onderzochte gemeenten zingen isometrisch, dat is 32,1%.
Derde vraag: hoe wordt de gemeentezang begeleid? Het beeld van de traditionele kerkgemeenten versterkt zich op dit punt. De HHK-gemeenten en de (oud)
gereformeerde gemeenten gebruiken uitsluitend het orgel. Dat geldt ook voor alle bondsgemeenten. Dit betekent niet dat het steeds om een mechanisch orgel gaat.
De VGKN-gemeenten antwoorden 'meest orgel, soms combo'. Bij de negen CGK-gemeenten gebruiken vijf uitsluitend het orgel als begeleiding, bij de andere vier worden
piano en/of combo naast het orgel gebruikt.
Conclusie: in negentien van de 28 gemeenten wordt uitsluitend het orgel (een enkele keer aangevuld met fluit of trompet) als begeleidingsinstrument gebruikt. Dat is 67,9%.
Achttien van de 28 gemeenten (= 64,3%) hebben de beschikking over een mechanisch orgel, negen (32,1%) gebruiken een elektronicum en één kerk (de Jeruzalemkerk
van de Gereformeerde Gemeente in Drachten) heeft een hybride orgel. Het is duidelijk dat er een sterke samenhang bestaat tussen het gebruik van de SB 1773, isometrische
gemeentezang en het uitsluitend gebruik van het orgel als begeleidingsinstrument.
Aan de drie hier besproken vragen hebben we twee vragen toegevoegd, namelijk of er nog 'leerdiensten' over de Heidelbergse Catechismus worden gehouden én welke bijbelvertaling
er wordt gebruikt. Daarover later meer.
Over de Statenberijming van 1773
De Statenberijming dankt haar naam aan het feit dat de Staten-Generaal formeel de opdracht gaven tot het samenstellen van deze psalmbundel en er ook goedkeuring
aan verleenden. Per 1 januari 1775 kon de bundel ingevoerd worden. Het initiatief lag dus bij de overheid. Over het algemeen was er niet veel verzet tegen de SB 1773.
In enkele plaatsen, zoals Vlaardingen, Maassluis en ook in Westkapelle, ontstond echter een 'psalmenoproer' omdat men betreurde dat de vorige psalmenberijming - die van Petrus
Datheen - aan de kant gezet was en men verzette zich ook tegen pogingen in veel plaatsen de 'korte zingtrant' in te voeren ter verbetering van de gemeentezang.
Vóór 1775 was het psalter van Datheen, een vertaling van het Geneefse psalter uit de tijd van Calvijn, gedurende zo'n 200 jaar de officiële psalmberijming van de Nederduitsch
Gereformeerde Kerk zowel in de Nederlanden als van vluchtelingenkerken elders.
In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw namen de bezwaren tegen de psalmberijming van Petrus Datheen toe. Er verschenen regelmatig nieuwe berijmingen die soms naast
diens psalter werden gebruikt. De roep zijn psalter te vervangen werd steeds luider. Toen in 1763 een complete berijming van Johannes Eusebius Voet uitkwam, vroegen de Staten
van Zuid-Holland aan de Staten-Generaal de arbeid van Voet, geneesheer te 's-Gravenhage, te willen sanctioneren en erop aan te sturen dat de Staten van alle Provinciën zich hierbij
zouden aansluiten.
De Staten-Generaal stelden daartoe een staatscommissie in (voluit de 'Commissie ter Verbetering van de Rijmpsalmen') en verzochten vervolgens aan de Staten van alle Provinciën
afgevaardigden daarvoor te willen benoemen. De Staten-Generaal zouden twee toezichthouders benoemen. Nu waren er verschillende berijmingen voorradig. Uit een drietal is tenslotte
de nieuwe berijming samengesteld. Dit waren de psalmbundels van Johannes Eusebius Voet uit 1763, van Hendrik Ghijsen uit 1686 en van het genootschap Laus Deo, Salus Populo
uit 1760. De commissie kreeg een aantal criteria mee voor haar arbeid, zoals: - het taalgebruik van de Statenvertaling eerbiedigen, - maar ook de taal van de nieuwe berijming eenvoudig
en verstaanbaar houden, - de strofe-indeling van Datheen handhaven én - kunstgrepen qua woorden en zinsbouw vermijden. Vanwege deze eisen moest de commissie hier en daar enige wijzigingen
in de oorspronkelijke teksten aanbrengen. De Geneefse melodieën dienden als uitgangspunt voor de beoogde nieuwe psalmberijming, maar dan wel in niet-ritmische vorm.
De commissie vergaderde gedurende een half jaar 121 keer in het Mauritshuis te Den Haag onder leiding van voorzitter Pieter Leonard van de Kasteele. In juni 1773 was het
werk gereed. Op 2 en 19 juli 1773 werd de berijming in aanwezigheid van stadhouder Willem V en zijn echtgenote aangeboden aan de Staten-Generaal. Van Voet had de commissie 82 psalmen
en 4 gezangen geselecteerd, van Laus Deo 58 psalmen en 2 gezangen en van Ghysen 10 psalmen en 6 gezangen. Aldus zag een nieuw psalter het licht, Statenberijming 1773 genoemd, bestaande
uit 150 psalmen en 12 'Eenige Gezangen'.
Voorin dit boek der psalmen staat 'Door last van de Hoog-Mogende Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden uit drie berijmingen in het jaar 1773 gekozen met de noodige daarin
gemaakte veranderingen'. Er is een 'Verklaaring' toegevoegd waarin de leden van de staatscommissie uitspreken erop te hebben toegezien, dat 'in deze nieuwe berijming niets mogte
voorkomen eenigszins strijdig met de aangenoomene leer der Nederlandsche hervormde kerke, zoo als die naar Gods Woord, in den Heidelbergschen Catechismus, de belijdenisse des geloofs,
en de canones van het Synode nationaal, te Dordrecht in de jaaren 1618 en 1619 gehouden, vervat is; gelijk wij ook in gemoede verklaaren, dat in deze berijming niets gevonden wordt
in het allerminst afwijkende van de bovengenoemde Formulieren van eenigheid'. Getekend 19 juli 1773.
De Statenberijming van 1773 draagt duidelijke sporen van de Verlichting. De liederen zijn belerend van toon. De plicht tot algemene deugdzaamheid, meer optimisme over mensenwereld
naast de hoop op onsterfelijkheid komen er in naar voren. God wordt goediger, Jezus menselijker.
De psalmberijming van 1773 heeft niettemin twee eeuwen dienst gedaan, in twintig Friese kerken zelfs tot op de dag van vandaag. De melodienotatie werd wel enkele keren
aangepast: de altsleutel werd vervangen door de viool- of g-sleutel en de notenwaarden werden verkort. Er kwam voorlopig geen stroom van 'alternatieve' berijmingen zoals
ten tijde van Datheens psalter.
In de negentiende en twintigste eeuw leidden kerkscheuringen ertoe dat de eenheid van liedbundel tussen de calvinistische kerken verloren ging. De verschillende liedbundels
(psalmen én gezangen) die vervolgens het licht zagen, vallen buiten het bestek van dit artikel.
Twee aanvullende kenmerken van behoudende kerken in Fryslân
Naast de drie vragen over de gemeentezang hebben we zoals eerder al gezegd nog twee extra vragen gesteld, één betreffende leerdiensten over de Heidelbergse Catechismus
en één over de gebruikte bijbelvertaling. Met behulp van de antwoorden op deze vijf vragen samen stellen we een 'profiel' van een behoudende, traditioneel calvinistische
kerkgemeente in Fryslân anno 2025 op. De gebruikte bijbelvertaling blijkt daarbij niet veel te helpen, want bijna alle onderzochte gemeenten gebruiken een Statenvertaling
(SV). De gebruikte bijbelvertaling is daarom uit de tabel met antwoorden weggelaten. De CGK-gemeenten in Broeksterwâld, Dokkum en Leeuwarden gebruiken echter alleen de
NBV 2021 en drie andere gemeenten gebruiken naast de Statenvertaling (soms) een andere vertaling. Conclusie: 25 gemeenten (89,3%) gebruiken een Statenvertaling, 22
gemeenten (78,6%) doen dat uitsluitend. In elf gevallen is dat de Herziene Statenvertaling (HSV 2010). Elf behoudender gemeenten gebruiken een SV-editie van 1657.
Het gebruik van de Heidelbergse catechismus (HC), die in 1563 in het Duits verscheen, maakt meer onderscheid tussen de onderzochte gemeenten. Petrus Datheen vertaalde de HC
in het Nederlands. De HC biedt in de vorm van 129 vragen en antwoorden, verdeeld over 52 hoofdstukken ('zondagen'), een samenvatting van de calvinistische of gereformeerde geloofsleer.
Niet alle gemeenten die met grote regelmaat op zondagmiddag 'leerdiensten' over de HC willen houden, kunnen dat wekelijks realiseren. Sommige gemeenten zijn vacant
en daarbij dus afhankelijk van gastpredikanten. We kunnen stellen dat veertien (= 50%) onderzochte gemeenten wekelijks of 'met grote regelmaat' leerdiensten over de HC
houden: het meest de (oud) gereformeerde gemeenten en de HHK-gemeenten, daarna de 'bondsgemeenten'.
'Het profiel' van een behoudende, traditionele calvinistische kerkgemeente in Fryslân anno 2025 is derhalve een kerkelijke gemeente die alleen de SB 1773 als liedbundel gebruikt,
isometrisch met uitsluitend orgelbegeleiding zingt, elke zondagmiddag een leerdienst over de HC houdt en een Statenvertaling teruggaand op 1657 gebruikt. De vier Friese gereformeerde
gemeenten, de oud gereformeerde gemeente (in Nederland) te Feanwâlden, gevolgd door de twee HHK-gemeenten voldoen hieraan het meest. Bij de 'bondsgemeenten' wordt in meerderheid ritmisch
gezongen, de HSV gebruikt, terwijl om diverse redenen niet elke zondagmiddag meer een leerdienst over de HC plaatsvindt. De Friese VGKN-gemeenten voldoen het minst aan het profiel en
wekkende indruk een 'evangelische' afslag te hebben genomen. Bij de CGK-gemeenten is het beeld divers, maar ook daar lijken enkele gemeenten zich in evangelische richting ontwikkeld te hebben,
hetgeen ook landelijk een tendens binnen de CGK schijnt te zijn.
Respons-overzicht: antwoorden van 28 onderzochte kerken in Fryslân
Plaats
Liedbundel(s)
Gemeentezang
Begeleiding
Leerdienst
Gereformeerde Bond in PKN (7)
01. Drachten
LdK 1973
Ritmisch
Uitsluitend orgel
1 x per 2 weken HC
02. Driezum
SB 1773
Isometrisch (niet langzaam)
Uitsluitend orgel
Jaar X -wekelijks HC Jaar Y -wekelijks NG
03. Kollum (opgeheven)
SB 1773, Op Toonhoogte e.a
Ritmisch
Orgel, soms m.m.v. fluit of trompet
'Enige regelmaat' HC
04. Lemmer
SB 1773
Gedragen ritmisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks HC
05.Twijzelerheide
Weerklank
Ritmisch
Uitsluitend orgel
Niet of nauwelijks HC
06. Wâlterswâld
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Zoveel mogelijk HC - hangt af van gastpredikant
07. Wijnjewoude
Weerklank
Ritmisch Wisselend tempo
Uitsluitend orgel
Bijna elke zondag HC
Hersteld Hervormde Kerken (2)
08. Hurdegaryp
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Enige regelmaat HC
09. Wâlterswâld (Damwâld)
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks HC
Voortgezette Geref. Kerken in NL (5)
10. Boelenslaan-Drachtstercompagnie
LdK 1973, Evang. Liedbundel
Ritmisch
Meest orgel, soms beamer
Nee, geen HC
11. Boornbergum-Kortehemmen
LdK 1973, Evang. Liedbundel, Opwekking
Ritmisch
Meest orgel, soms combo
Sporadisch HC
12. Frieschepalen-Siegerswoude
LdK 1973, Evang. Liedbundel, Nw Liedboek 2013, Opwekking
Ritmisch
Meest orgel, soms combo
Nee, geen HC
13. Noordwolde
LdK 1973, Opwekking, Johannes de Heer
Ritmisch
Meest orgel, soms combo
Nee, geen HC
14. Harkema - nu Bond VEG
LdK 1973, Evang. Liedbundel, Opwekking
Ritmisch
Meest orgel, soms combo
Sporadisch HC
Gereformeerde Gemeenten (4)
15. Akkrum (opgeheven)
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks HC
16. Drachten
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks HC
17. Leeuwarden
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
1 x per 2 weken HC
18. Oudemirdum
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Zoveel mogelijk HC
Oud Gereformeerde Gemeente in NL (1)
19. Veenwouden
SB 1773
Isometrisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks HC
Christelijke Geref. Gemeenten (9)
20. Broeksterwâld Petrusgemeente
SB 1773, DNP 2021, LdK 1973, Opwekking, Joh. de Heer, Lieteboek
Ritmisch
Doorgaans orgel en piano Soms combo
Regelmatig HC (ook de Gewone Catechismus)
21. Damwâld Andreasgemeente
SB 1773
Gedragen ritmisch
Uitsluitend orgel
Meestal wekelijks HC
22. Damwâld Sionskerkgemeente
SB 1773
Gedragen ritmisch
Uitsluitend orgel (muv. bijz dienst)
Wekelijks HC
23. Leeuwarden Bethelgemeente
SB 1773, LdK 1973, DNP 2021, soms: Lieteboek
Ritmisch
Orgel en combo
Sporadisch HC
24. De Westereen Rehobothgemeente
SB 1773, LdK 1973, DNP 2021, Weerklank e.a.
Ritmisch
Uitsluitend orgel (evt. plus een enkel instrument, bijv. fluit/trompet)
Regelmatig HC
25. Drachten Eben-Haëzergemeente
Zelden SB 1773, DNP 2021, Weerklank, Evang. Liedbundel, op Toonhoogte
Ritmisch
Orgel, Piano, Combo
Middagdiensten soms nog NG en HC
26. Dokkum gemeente De Oase
SB 1773, LdK 1973,Weerklank, Evang. Liedbundel
Ritmisch
Orgel, Piano, Combo
Sporadisch HC
27. Drogeham Maranathagemeente
SB 1773, Weerklank
Ritmisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks zondagmiddag de NG
28. Siegerswoude-De Wilp
SB 1773
Ritmisch
Uitsluitend orgel
Wekelijks NG of HC
Afkortingen: DNP = Nieuwe Psalmberijming; HC = Heidelbergse Catechismus; NG = Nederlandse Geloofsbelijdenis
De historie van de gereformeerde gemeentezang
Zowel Luther als Calvijn zag muziek als een scheppingsgave Gods, bedoeld om God te loven. Calvijn keerde zich tegen meerstemmige muziek en het gebruik van muziekinstrumenten in de liturgie.
Het orgel noemde hij een duivelse fluitenkast. Hij pleitte voor eenstemmige psalmzang door de gemeente. Dat gold voor de eredienst, voor muziek daarbuiten is Calvijn minder strikt.
Anders dan in de rooms-katholieke kerken werd in de 16e-eeuwse calvinistische kerken gezongen door de hele gemeente en niet alleen door geschoolde priesters. Voor de gemeentezang
waren 'metrische psalmen' nodig: strofische berijmde liederen die op niet al te moeilijk melodieën gezongen konden worden. Voor de Franse calvinistische kerken werd met dit oogmerk
van 1539-1562 het Geneefse Psalter gerealiseerd. De psalmteksten werden in coupletten berijmd en elk couplet had dezelfde melodie. Alleen halve en hele noten vormden het ritme. Het
zangtempo lag in Genève vrij hoog. Ook heden ten dage worden de Geneefse melodieën nog verspreid over de wereld tijdens calvinistische kerkdiensten gezongen.
De calvinistische vluchtelingengemeenten buiten de Nederlanden voerden in 1568 en 1571 de psalmberijming van Petrus Datheen in. Op de generale synode van Dordrecht
in 1578 werd definitief besloten Datheens psalter in de noordelijke gewesten van de Nederlanden te gaan gebruiken. De Dordtse Synode van 1618/19 bracht hierin geen verandering.
Vanaf eind zestiende eeuw gaven besluiten van enkele synodes vorm aan de gereformeerde kerk in 'de Republiek'. Zo werd door de synode van Dordrecht (1574) onder meer het aan
psalm 124 ontleende 'adiutorium' (ook wel votum genoemd) voorgeschreven, evenals de zegen uit Numeri 6 als slot van een dienst. Tussen het eerste gebed en de preek bood de synode
de mogelijkheid de Bedezang voor de Predikatie (een gezang) te laten zingen. Zo ontwikkelde zich een orde van de eredienst. Curieus is dat de liturgie aangepast moest worden omdat
de overheid in de loop van de zeventiende eeuw de duur van de kerkdienst beperkte. Na 1618/19 vonden geen nationale synodes van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk meer plaats.
De praktijk van de gereformeerde publieke kerk zou diverser worden.
In de beginperiode van de gereformeerde kerken werd tijdens de eredienst op twee momenten een psalm gezongen: direct vóór de preek en direct erna. Vrij algemeen werd
in navolging van wat in Genève usance was het hele psalmboek 'doorgezongen'. Volgens een rooster werden alle 150 psalmen in een halfjaar gezongen, verdeeld over drie kerk
diensten per week, twee op zondag en één op woensdag. Betekende gemiddeld ruim 30 verzen per dienst! Een relatie met het kerkelijk jaar was er niet. Het doorzingen werd
doorbroken bij speciale gelegenheden zoals feestdagen. Orgelspel werd aanvankelijk hooguit alleen vóór en na de kerkdienst toegestaan, na de synode van 1574 uitsluitend
nog vóór de dienst. De organist werd geacht dan psalmen te spelen zodat de gemeente met de melodieën vertrouwd kon raken.
Het niveau van de gemeentezang was erg laag. Constantijn Huygens bepleitte in 1641 daarom een verstandig gebruik van orgelbegeleiding. Sinds ongeveer 1600 werden de
psalmen isometrisch gezongen en in een tergend laag tempo, vermoedelijk één lettergreep per seconde. Tot in de 20e-eeuw is in ons land isometrisch gezongen. Nu in
sommige plaatsen nóg. Ritmische differentiatie verdween en oorspronkelijke melodische wendingen werden soms gewijzigd. We weten tot op heden echter niet precies wanneer
en waarom de isometriek is ontstaan. Wel zijn enkele omstandigheden aan te wijzen die eraan bijgedragen kunnen hebben. Naast de muzikale ongeschooldheid en het
ontbreken van een traditie qua gemeentezang was het leren van 125 melodieën en een veelheid aan psalm- en gezangteksten voor de nietgeletterde kerkgangers een problematische
zaak, zeker bij het zogenaamde doorzingen van de liederen waarbij elk lied maar ongeveer één keer per half jaar werd gezongen. Er werden een aantal maatregelen genomen
om de gemeentezang te verbeteren.
Voorzangers werden aangesteld, soms meer dan één in een gemeente. De functie werd in kleinere plaatsen vaak met een andere functie gecombineerd, bijvoorbeeld met die
van schoolmeester of koster. Op bescheiden schaal werd het psalmzingen door kinderen op scholen en zelfs in weeshuizen geoefend ter ondersteuning van de gemeentezang. In
de praktijk werden waarschijnlijk maar zo'n dertig tot veertig psalmen regelmatig gezongen. Was in de oudste psalmboeken meestal de melodie alleen bij de eerste strofe
afgedrukt, algauw werden doorgaans alle strofen van muzieknotatie voorzien. Dit gebeurde voor het eerst bij een psalmboek dat in 1586 op kosten van de Friese Staten in
Leeuwarden verscheen. Het oudst bewaard gebleven psalmboek in deze vorm dateert van 1614. Deze maatregelen hebben niet echt tot verbetering van de gemeentezang geleid.
De gemeentezang bleef in de achttiende en negentiende eeuw problematisch.
Achtergronden van de orgelbegeleiding
Waar in Frankrijk en Zwitserland vaak orgels uit calvinistische kerken werden verwijderd, gebeurde dat in de Republiek niet omdat orgels eigendom van de stad waren en een
kerkenraad daarom niet bevoegd was ze te verwijderen. Vanaf ongeveer 1650 werd het orgel in kerken, waar een orgel aanwezig was, daadwerkelijk gebruikt voor begeleiding
van de gemeentezang. In de noordelijke provincies soms al eerder, bijvoorbeeld in Leeuwarden (1631) en Groningen, maar ook in Arnhem en in de Buurkerk van Utrecht kort
stondig eveneens. In belangrijke Hollandse steden als Delft (1634), Leiden (1636) en Dordrecht (1638) werd orgelbegeleiding ingevoerd alvorens de Hollandse synode van
1638 het orgelspel als een neutrale zaak bestempelde. Daardoor kon voortaan lokaal beslist worden. Hierna volgden toen vele andere plaatsen. Niet zelden leidde de invoering
van orgelbegeleiding tot een conflict tussen kerkenraad en stadsbestuur, dat uiteindelijk besliste. In bijzondere diensten, zoals de viering van het avondmaal, bleef het orgel
in veel plaatsen zwijgen. Bovendien kregen kleinere dorpen veelal pas in de loop van de achttiende eeuw een orgel. Informatie over de wijze van orgelbegeleiding is schaars. De
begeleiding was vrijwel zeker geheel homofoon, dat wil zeggen meerstemmig, waarbij één van de stemmen de melodie voert, terwijl de andere een begeleidende, opvullende
functie hebben. Hierdoor kwam het gebruik van het discantregister Cornet op. Daarmee kon de organist de psalmmelodie op indringende manier laten klinken. De organist
voegde tijdens de begeleiding versieringen aan de melodie toe. Gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw was het verder gebruikelijk op de voorlaatste noot van een
regel ook een versiering te spelen om aan te geven dat de laatste noot van de regel bereikt werd. Ten tijde van de invoering van de 'korte zingtrant' speelde de organist tussen
de regels een zacht tussenspel om de volgende regel, waarop de gemeente zich dan kon voorbereiden, in te leiden. Bij de korte zingtrant werden de eerste en de laatste let
tergreep van iedere regel lang aangehouden, de tussenliggende lettergrepen kort. Soms bereidde de voorzanger de gemeente op de volgende regel voor door tijdens het tussen
spel de volgende regel voor te lezen. Deze orgelbegeleiding bleef in zwang gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw. Tot in
de negentiende eeuw waren er echter gemeenten die zonder orgel zongen.
Vermoedelijk hangt het gebruik alle melodieën sinds 1650 uitsluitend met de alt- of c-sleutel te noteren ook samen met de orgelbegeleiding. Daarna verschenen de eerste op
orgelbegeleiding gerichte publicaties maar de meeste zeventiende-eeuwse organisten zullen improviserend of met eigen notaties hun begeleidingstaak hebben uitgevoerd. In het
tweede kwart van de achttiende eeuw veranderde dit met de opkomst van het 'koraalboek' een reeks composities van alle psalmen (en eventueel gezangen) voor gebruik in de kerk
ter begeleiding van de gemeentezang.
Tot slot
Dit artikel bestrijkt een breed terrein: het gaat over de Nederlandse (kerk)geschiedenis, over kerkmuziek en hymnologie. Het is onmogelijk om alle ins en outs van de
traditionele gereformeerde eredienst te beschrijven, laat staan van het hele kerkelijke spectrum, dat wil zeggen inclusief de Doperse, Lutherse en andere kerken. Het terrein
is te omvattend en wij zijn niet deskundig genoeg op alle deelterreinen. Natuurlijk hebben we met veel interesse diverse boeken erover gelezen. Onze dank gaat uit naar Mars van 't
Veer voor zijn kritische begeleiding en voor het ter beschikking stellen van literatuur. In het artikel zijn met het oog op de leesbaarheid geen noten opgenomen en ook is geen
uitgebreide literatuurlijst vermeld. Wie naar aanleiding van dit artikel meer wil weten, kan met twee 'behapbare' boeken beginnen: 1) 'Van U komt, Heer, het loflied dat ik zing' van
Sybe Bakker, Uitgevershuis H.N. Werkman Groningen 2010 en 2) 'Het nieuwe Liedboek in woord en beeld' van Jan Smelik, Uitgeverij Boekencentrum Zoetermeer 2013. Met behulp van deze
informatieve publicaties kan men zich verder in de materie verdiepen.